Monday, May 7, 2007

Een groepje mensen had zich verzameld op straat. Ze stonden in een cirkel rond een man met een hoed en een rode jas, merkte ik toen ik dichterbij kwam.
"Ik ben een dichter", zei de man met zodanig veel autoriteit dat ik hem geloofde.
Tevens verstond hij de kunst dramatische pauzes te laten vallen, getuige daarvan de halve minuut stilte die volgde op zijn bekentenis tot het dichterschap.
"Mijn eerste bundel heette Bloemen van honing en sneeuw. Ik zal het centrale gedicht eruit declameren."
Een kuchje, dan een lange stilte.
Vervolgens spreidde hij de armen hemelwaarts, en sprak:

"Graag zou ik mijn heupen stoten
tussen uw massieve poten."

De mensen die zich rond hem hadden verzameld keken elkaar verward aan, en gingen daarna schouderophalend uit elkaar.
De dichter was hierdoor enigszins van zijn stuk gebracht.
"Jongeman!" declameerde hij in mijn richting. "Jongeman, misschien kan u me helpen!"

"Ik ben de wandelende
ontoereikendheid,"
mompelde ik
en schuifelde huiswaarts

1 comment:

Marie said...

Ha. Dat was leuk om te lezen.